Er is hoop...

Nog een paar straten en dan zit haar ronde voor deze week er alweer op. Sophie werpt een blik op haar telefoon en ziet dat het bijna vier uur is. Dat heeft ze dan nog best snel gedaan. Deze week zijn het dikke pakken met folders en juist vandaag heeft ze er voor gekozen om bij elk huis aan te bellen om de mensen fijne kerstdagen te wensen. Het levert altijd een mooi zakcentje op. Alleen kost het wel extra tijd en vandaag helemaal, want er ligt een flinke pak met sneeuw. Langzaam pakt ze haar fiets en loopt ze voorzichtig naar de volgende straat. Een doodlopende straat met op het eind nog één huis. Het huis stond een beetje wat naar achteren met een lange oprit. Sophie was dan ook blij dat de brievenbus al aan het begin van het pad stond, het scheelde haar altijd een paar minuten. De vrouw die hier woonde kende ze van de kerk. Het was Janna. Voor de corona had ze altijd achter hen gezeten. Zij en haar broertjes hadden vaak grapjes over haar gemaakt. Ze zong altijd ook zo hard, maar het klonk altijd wel mooi. De laatste tijd ging zij vaak niet meer mee met haar ouders en had ze eigenlijk geen idee of Janna nog wel in de kerk kwam. De kerk trok haar steeds minder. Veel van haar leeftijdsgenoten gingen niet meer en ze vond het heerlijk om op zondagochtend uit te slapen. Of kwam het doordat ze zoveel vragen had, maar geen plek kon vinden waar ze met die vragen terecht kon? Haar gedachten gaan weer terug naar Janna. Haar ouders waren goed bevriend met haar en zo af en toe kookte haar moeder voor haar. Vroeger rond de kerstdagen ging zij ook altijd mee, om wat lekkers te brengen. Ze weet nog dat Janna altijd met kerst een mooi klokje voor het raam had hangen. Als je aan het touwtje trok, kwam er een mooi melodietje uit. Uren kon ze daar naar luisteren. Bij het huis zet ze haar fiets tegen het muurtje en pakt een pakket met folders en het kaartje. Ze draait bij haar fiets vandaan en loopt het pad op. Voorzichtig drukt ze op de bel, maar er komt geen beweging. Als ze zich om wil draaien, hoort ze toch iets. Ze kijkt naar de deur en hoort hoe een sleutel het slot opendraait. De deur gaat open en het gezicht van Janna verschijnt om het hoekje. 'Ja, zie je, ik ben niet meer zo snel, vandaar dat het zolang duurde. Maar je bent er nog gelukkig.' 'Euh, ja,' stamelt Sophie. 'Ik wilde u hele fijne kerstdagen wensen.' Ze overhandigt het pakketje met folders en het kaartje. 'Dank je wel. Sophie is het toch? Ja ik weet lang niet alles meer, maar ik herken jou nog wel. Je lijkt heel veel op je moeder. Dat is lang geleden dat je hier bent geweest, kom toch even binnen. Ik zie je elke week trouw deze folders brengen, je hebt wel een kopje chocolademelk verdiend. Daarbij zul je het met dit weer ook wel koud hebben?' 'Nee, of ja ik heb het wel koud. Maar het komt niet zo goed uit. Ik moet nodig verder.' 'Ah wat jammer. Ik had graag even met je gekletst. Kom dan maar snel een keer weer, want vroeger was het altijd zo gezellig toen je met jouw moeder mee kwam.' Sophie knikt, maar Janna moest eens weten. 'Wel doen hoor! En doe de groeten aan je ouders en je lieve broertjes.' Sophie loopt langzaam terug naar haar fiets. Gezellig, ja vroeger misschien. Maar nu? Ze was de laatste tijd alles behalve gezellig. Het lukte haar niet meer om te genieten van alles, wat ze voorheen wel deed. Vroeger kon ze echt genieten van deze tijd van het jaar. De sneeuw, de familie, de lichtjes. Maar nu leek het wel of het alleen maar donkerder werd. Door de corona was er ook voor haar heel wat veranderd. Ze mocht niet meer volleyballen, ze kon geen verjaardag meer vieren. En het leek er zelfs op dat ze weer alles dicht gingen gooien. Dus niet meer gezellig winkelen voor de kerst en geen bioscoopbezoekjes. Op de radio hoorde ze vanmorgen dat waarschijnlijk ook de middelbare scholen een week eerder vakantie kregen. En of ze daar nou zo blij mee is... op school was het altijd ten minste nog wel gezellig. Ze pakt haar fiets en fietst langzaam de allerlaatste straat in.
'Wat ga jij allemaal doen in de extra lange kerstvakantie,' vraagt Amber aan haar als ze die maandag naar school fietst. Zaterdagavond was het bekend geworden tijdens de persconferentie. Heel Nederland ging weer dicht. 'Mwoah, weet niet. Er is niet veel aan, nu ze weer alles dicht gaan gooien. Normaal gesproken gaan we met Kerst altijd naar opa en oma. Dit jaar zou ik daar samen met Sem, mijn jongere broertje, blijven logeren tot en met oud en nieuw.' Ze kijkt Amber een beetje somber aan en gaat verder. 'Maar door die corona zit dat er weer niet in. Mijn opa en oma zitten allebei in de risicogroep, dus mijn ouders zijn heel erg voorzichtig. Aan de ene kant begrijp ik dat ook wel, want als één van hen corona krijgt zullen ze dat nooit overleven.' Amber knikt. 'Dat begrijp ik wel. Mijn zus heeft corona gehad en die was er goed ziek van terwijl ze kerngezond was.' Sophie zucht. 'Ik weet het, maar ik ben er langzamerhand wel klaar mee. Alle leuke dingen worden afgelast.'
De bel gaat, als zij om de hoek van de school naar het fietsenhok rijden. Snel zetten ze hun fietsen neer, doen hun mondkapje op en lopen de school binnen. Met twee treden tegelijk rennen ze de trap op. Bijna buiten adem komen ze bij het lokaal aan, waar meneer de Jong de deur precies dicht wil doen. 'Zo dames, kom snel binnen, ik wilde net beginnen.' De tassen zetten ze naast de tafel neer en terwijl Sophie haar mondkapje afdoet begint meneer de Jong met de les. Ze ziet dat klas vandaag weer niet compleet is. Een aantal van hen zitten thuis in quarantaine omdat er een broer of zus of één van de ouders ziek is. 'Zo jongelui, dit is de laatste les voor de kerstvakantie en daarom gaan we iets anders doen dan normaal.' Hij pakt een stapel gekleurde vellen uit de kast en legt ze naast de Bijbels op tafel. 'Ik wil dat jullie vandaag een kaart of flyer gaan maken met de boodschap van Kerst die je kunt geven aan iemand die deze boodschap volgens jou wel kan gebruiken.' Sophie zit nadenkend rond te kijken. Voor wie zou zij deze kaart kunnen maken? Voor opa of oma, nu ze daar niet kan logeren? Maar die stuurt ze normaal gesproken ook geen kaartje, is dat dan niet raar? En wat gaat ze er dan op zetten? Wat is de boodschap van Kerst? Ze heeft echt geen idee. Ja, ze heeft het kerstverhaal al zo vaak gehoord, maar wat heeft ze er nu aan? Wat heeft dit oeroude verhaal haar nu nog te vertellen? Corona bestond tweeduizend jaar geleden echt nog niet en de mensen toen hadden ook niet de vragen die zij nu kende. Nee, ze kan niks met deze opdracht. Vlak voor het einde van de les krabbelt ze toch nog wat op haar kaartje. Het zijn een paar losse woorden. Licht en hoop. Daarachter zet ze een groot vraagteken. Als ze wil, kan ze hem thuis wel afmaken. Dan gaat de bel. Ze verfrommeltje het kaartje en stopt het in haar jaszak. Samen met Amber loopt ze naar haar fiets. Buiten mag gelukkig het mondkapje weer af. 'Wat een benauwd ding is dat toch.' Ze loopt naast Amber die haar door een beslagen bril haar aankijkt. 'Ja zeg dat wel. Het belemmert mijn hele zicht.' Sophie legt haar tas op haar fiets en steekt haar sleutel in het slot. Ze pakt haar muts en trekt die over haar hoofd. Uit haar jaszakken pakt ze haar handschoenen en trekt die aan. 'Zo, we zijn er weer klaar voor om de barre tocht naar huis te maken.' Al lachend fietsen de meiden het schoolplein af.
Als Sophie thuis komt zet ze haar fiets in de schuur en loopt dan naar de keuken. Haar moeder is al druk bezig met het maken van het avondeten. 'Ha Sophie, hoe was het op school?' 'Gewoon, niks bijzonders,' zegt ze terwijl ze haar schoenen uit wil doen. 'Zeg Sophie, voordat je je schoenen uit hebt. Ik heb hier nog een bakje met eten voor Janna. Je weet wel die oudere vrouw bij ons uit de kerk. Zou jij dat nu even willen brengen en wil je dan gelijk even dit kleine knoopje meenemen?' 'Moet dat echt mam? Kan Sem niet even gaan?' 'Nee, Sem is nog bij de voetbal. Ze hebben zijn training vervroegd.' 'Oh oké. Nou geef dan maar.' Met grote tegenzin zit ze even later weer op haar fiets.
'Sophie! Ik had niet verwacht dat jij al zo snel weer zou komen. Wat gezellig. Kom snel binnen!' Ze ziet dat Janna de houtkachel aan heeft en voor ze het weet loopt ze achter haar aan de kamer in. Ga toch zitten en je jas kun je hier wel uit doen.' 'Hier dit kwam ik brengen. Het is een bakje met wat eten. Mijn moeder zei nog dat u het direct in de koelkast moest zetten.' 'Dat is lief en zo te ruiken is het ook erg lekker. Wat heb jij toch geluk met zo'n moeder die zo lekker kan koken.' Weer knikt Sophie alleen maar. 'Nou doe je je jas nog uit, want ik neem aan dat je wel wat lekkers lust. Ik heb chocolademelk, lust je dat?' Sophie knikt. Als ze haar jas uitdoet, schiet het haar ineens te binnen. 'Wacht Janna, dit moest ik ook nog geven.' Uit haar jaszak haalt ze het kleine knoopje. Op de grond valt het kaartje van de godsdienstles. Helemaal verfrommeld. Ze schrikt. Janna ziet het ook. 'Een liefdesbriefje,' vraagt ze lachend. 'Euh, nee, stamelt Sophie, het is een opdracht voor godsdienst. We moesten een kaartje maken met de kerstboodschap, maar ik kwam niet veel verder dan dit.' Ze laat Janna het kaartje zien. 'Dat zijn wel woorden die bij Kerst passen,' ze kijkt haar lachend aan. 'Ja, dat is waar, maar ik kan er niet veel mee om eerlijk te zijn.' En voor ze het weet vertelt ze Janna haar hele verhaal. Hoe ongelukkig ze soms is. Hoeveel vragen ze heeft, dat het allemaal soms zo donker lijkt om haar heen, ze soms zo bang is en dat het kerstverhaal haar helemaal niets meer te zeggen heeft. 'Vandaar het grote vraagteken,' zegt Janna dan als ze klaar is met praten. Ze knikt. 'Weet je Sophie, ook ik heb nu niet alle antwoorden op jouw vragen. Maar wat ik wel weet, is dat wij door Kerst hoop mogen koesteren. Hoop dat alles anders kan worden. Kerst is de belofte van God: Er is hoop. Wij kunnen God vinden, want met Kerst gaf Hij zijn eigen Zoon. God scheep ons niet af met een engel of met een paar oude woorden. Met Kerst geeft God Zichzelf, zodat de grote vragen van ons een antwoord kunnen vinden in Zijn liefde voor ons. Dat is de hoop die Kerst ons geeft. Och, Sophie, er is in elke situatie hoop voor jou en mij. Geloof je dat, kind? Hij is er voor jou en Hij kent jou! Jij bent zijn geliefde dochter en Hij wil niets liever dan dat jij naar Hem toe gaat. Ook met al jouw vragen. Hij heeft ons hoop gegeven.' Het is stil geworden in de kamer. Sophie kijkt Janna aan. 'Dank u wel.' En dan ineens ziet ze het achter Janna hangen. Het klokje. Ze blijft er stil naar kijken. Het zal vast raar zijn om te vragen, maar wat verlangt ze nu naar die melodie. 'Zullen we hem nog een keer aan doen,' Janna kijkt haar vragend aan. Ze staat op, pak het klokje voorzichtig met twee handen vast en trekt aan het touwtje. De melodie vult de hele kamer en komt haar meteen weer bekend voor. Het raakt haar, er glijdt een traan over haar wangen. Janna begint te zingen. En door haar oude stem komen de woorden extra binnen.
Het is enkele dagen later als Sophie langzaam door de sneeuw loopt. Ze heeft haar kaartje afgemaakt. De kerstboodschap waarover Janna had verteld, heeft ze op de voorkant geschreven. Wat was ze blij geweest dat ze die middag de opdracht had gekregen om even bij Janna wat langs te brengen. Het kerstverhaal zou ze dit jaar heel anders gaan beleven, daar was ze zeker van. Er is hoop, deze drie woordjes zou ze niet snel meer vergeten. Bij het huis van Janna blijft ze staan en gooit het kaartje in de brievenbus. Vanaf de weg kan ze het klokje zien hangen. Als ze weer terugloopt steekt ze haar handen in haar jaszakken. Ze werpt een blik omhoog naar de donkere hemel en begint dan zomaar zachtjes te neuriën. De melodie die haar telkens weer had geraakt, de melodie van het klokje. Nu ze de tekst heeft gehoord raakt het haar nog meer.
Licht in de nacht: een ster schijnt door de wolken dit is de nacht dat Zijn leven begon Sluier van angst en pijn lag op de volken totdat Hij kwam en het kwaad overwon Nieuwe hoop is Hij ons komen brengen stralend breekt die held're morgen aan.